Minister Ernst Kuipers (Volksgezondheid) blijft erbij dat in de toekomst nog maar twee van de vier centra open kunnen blijven voor specialistische kinderhartchirurgie. Op 1 april neemt hij een besluit welke twee centra dat worden. Voor dit besluit vraagt hij academische ziekenhuizen om advies.
Nu worden in vier centra van academische ziekenhuizen interventies gedaan bij kinderen met een aangeboren hartafwijking, namelijk die van Rotterdam, Utrecht, Groningen en een samenwerking van Amsterdam en Leiden.
Eerst was minister Kuipers van plan om de kinderhartcentra in Rotterdam en Utrecht open te houden. Maar hij besloot om een onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) af te wachten over de gevolgen voor ziekenhuiszorg.
De NZa waarschuwde dat de sluiting gevolgen kan hebben voor de intensivecarezorg voor kinderen en acute zorg in bepaalde regio’s. Daarom stelde de autoriteit voor om de zorg op te delen in een noordelijke en zuidelijke regio. Maar dat zien patiëntenorganisaties weer niet zitten.
De discussie over de centra loopt al sinds 1993, schrijft Kuipers in een brief aan de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). Daarom vindt Kuipers dat er snel een besluit genomen moet worden.
De minister wil binnen een maand weten of de NFU zelf de knoop kan doorhakken. Uiterlijk op 1 april wil Kuipers weten welke twee van de vier ziekenhuizen de zorg kunnen blijven bieden. Nog langer nadenken, of een pas op de plaats zoals de NZa die voorstelde, is volgens de minister vanwege “de urgentie van dit onderwerp” niet wenselijk
Kuipers hoopt dat de NFU ook wil uitzoeken hoe de negatieve gevolgen te beperken zijn, en daar op 1 oktober duidelijkheid over hebben.
De minister is een voorstander van concentratie van bepaalde specialistische zorg, omdat op die plekken dan meer patiënten behandeld worden en de kwaliteit zal toenemen. Hij zegt dat het idee voor concentratie “breed wordt gedeeld”.