In 27 jaar verdween ruim drie kwart van onze insecten. Zelden maakte één wetenschappelijke studie meer los dan dit Duits-Nederlandse onderzoek, dat als een schokgolf over de wereld ging. Vijf jaar later is de dramatische achteruitgang van insecten nog niet gestopt. Toch gloren er ook kleine sprankjes hoop.
In Montreal onderhandelen tweehonderd landen over de wereldwijde biodiversiteitscrisis. Als de oorzaken niet worden aangepakt, stevenen we af op een massale uitstervingsgolf – de eerste in 65 miljoen jaar. Niet veroorzaakt door een komeetinslag, maar door de mens.
“De dood door duizend sneden”, noemt Hans de Kroon het. Zo ziet de hoogleraar plantecologie van de Radboud Universiteit de grote optelsom van oorzaken die schuilgaat achter het verdwijnen van bijen, zweefvliegen, motten, vlinders en tal van andere vliegende insecten.
In Nederland lijkt daarmee een belangrijke voorbode van de wereldwijde uitstervingsgolf al voltrokken; insecten zijn onmisbaar in de ecologie. Vogels, zoogdieren, planten: al het andere leven is mede afhankelijk van de kleine zespotigen.
Kassaplaatjes en goedbedoelde zaaiacties
Toch is herstel van insecten mogelijk. Ook in Nederland, zegt De Kroon, die vijf jaar geleden de spraakmakende studie leidde. “Daar zijn zelfs voorzichtige tekenen van.”
Maar die hoop vervliegt weer even snel als hij een tuincentrum binnenstapt en een wand vol bestrijdingsmiddelen ziet. Niet voor de landbouw, maar voor tuinen. “Hoe halen ze het in hun hoofd?”
Om die emotie te snappen, moet je de ernst van de insectensterfte kennen. Ten eerste het bewuste onderzoek, dat in oktober 2017 verscheen in vakblad PLOS ONE: de hoeveelheid vliegende insecten is tussen 1989 en 2016 met 76 procent afgenomen.
Die conclusie haalde internationaal de headlines. En ook in Nederland ontstond plotseling insectenbewustzijn. Van goedbedoelde zaaiacties tot insectenplaatjes bij de kassa van de supermarkt. “Insecten wonnen eerder nooit de populariteitsprijs”, zegt De Kroon. “Maar nu had iedereen opeens het gevoel: ‘dit klopt niet’. Insecten horen er wel bij.”
Werkelijke achteruitgang vermoedelijk nog groter
Hoe dramatisch de cijfers ook klinken, de werkelijkheid is waarschijnlijk erger. Dat komt doordat het onderzoek is gebaseerd op meetgegevens binnen (63) beschermde natuurgebieden. Daarbuiten is de achteruitgang vermoedelijk nog groter.
“Wij hoopten dat het voor insecten binnen natuurgebieden niet zo’n probleem zou zijn”, vertelt De Kroon. “Daar bleken we ons op verkeken te hebben.”
De grootste bedreiging voor insecten komt van de intensieve landbouw. Omgeploegde akkers, monoculturen en het verdwijnen van bloemrijke heggen, oevers en hooilanden. En dan zijn er nog stikstofvervuiling en grootschalig gebruik van insecticiden, gifstoffen die zijn ontworpen om insecten te doden.
Bespoten akker is ‘verdwijnput’ voor bijen
Dit moderne landschap biedt niet alleen steeds minder stuifmeel en nectar als voeding, maar zit volgens De Kroon ook vol met “verdwijnputten”. Als een koolzaad- of aardappelveld in bloei staat, worden wilde bijen daar vanuit omliggende versnipperde natuurgebieden naartoe gelokt. Maar als dat koolzaad of die aardappelplanten ook bespoten zijn, keren veel bijen niet meer terug.
De studie maskeert nog op een andere manier de werkelijke ernst van de insectensterfte: de achteruitgang was waarschijnlijk al begonnen. “Schaalvergroting in de landbouw, het opruimen van hagen, grootschalig gebruik van pesticiden: de neergang moet in de jaren vijftig zijn ingezet, niet pas eind jaren tachtig”, zegt De Kroon.
Alle zweefvliegen nemen af, sommige sterven uit
Is het einde dan in zicht? Of gaat de neerwaartse spiraal nog verder? En hoeveel insecten sterven eigenlijk uit? Het onderzoek leidde tot tal van vervolgvragen. Sommige zijn inmiddels te beantwoorden.
Zo waren de insectenvallen oorspronkelijk gebruikt om het gewicht aan vliegende insecten te meten. Een deel van de inhoud is later uitgeplozen, bijvoorbeeld voor een onderzoek naar zweefvliegen – bestuivende insecten die wat op bijen lijken.
In Nederland zijn 363 soorten zweefvliegen bekend. Alle soorten namen af, zelfs de meest voorkomende. En veel van de zeldzamere soorten werden na 25 jaar helemaal niet meer aangetroffen, vertelt De Kroon.
Heggen, oevers en ‘ecologische dijken’
Maar insecten die niet voorgoed verdwijnen, kunnen nog herstellen. Ook daar is nieuw bewijs voor, zegt De Kroon. Bijvoorbeeld uit de Ooijpolder bij Nijmegen. Boeren en wetenschappers werken daar samen om weer heggen in het landschap te krijgen.
Dat leidt tot een meetbare toename van insecten. Maar welke? Meidoornheggen bieden tijdens de bloesem een enorme hoeveelheid stuifmeel. Maar niet voor de kattenstaartdikpoot, want die bij heeft kattenstaart nodig, en dus bloeiende slootranden.
En ook niet voor de sterk bedreigde knautiabij, want die heeft beemdkroon nodig, en dus bloeiende graslanden. “De beste resultaten worden dan ook geboekt bij een combinatie van landschapselementen zoals heggen, oevers en bloeiende akkerranden.”
De Radboud Universiteit is ook betrokken bij een groot project voor ‘bloemrijke dijken’. De sleutel zit daar vooral in ecologisch maaibeheer. Het juiste moment kiezen om te maaien, en na een paar dagen drogen het maaisel afvoeren. Zo keren op Rijndijken zeldzame bloeiende kruiden terug, en daarmee ook tal van bijensoorten.
Kan het verschil maken? De Kroon denkt van wel. “We hebben 17.000 kilometer aan dijken. Dat kan in Nederland een groot netwerk worden voor wilde planten en insecten.”

De kiem is gelegd voor biodiversiteitsherstel
En tuinen? Met gif, kunstgras en tegels verjaag je er al het leven. Maar De Kroon ziet ook een omgekeerde beweging: mensen die bewust hun tuinen laten vergroenen, liefst met inheemse planten.
Dan kun je ook daar binnen een of twee jaar verrassend herstel zien, aldus de insectenonderzoeker. “Een tuin is op zichzelf voor veel soorten te klein. Maar als het er meerdere bij elkaar zijn, dan werkt dat voor bijen en vlinders als ‘hubs’, die gezamenlijk kunnen bijdragen aan levensvatbare populaties.”
“We moeten ons geen illusies maken”, besluit De Kroon. “We zijn er nog niet. Maar het woord biodiversiteit is geland.”